Oplossingsgericht werken? De sterktes van de cliënt inzetten? Is dat niet wat makkelijk voor de psycholoog?

Oplossingsgericht werken? De sterktes van de cliënt inzetten? Is dat niet wat makkelijk voor de psycholoog?

Een woordje uitleg bij mijn werkwijze.

Zoals je kan lezen bij werkwijze, werk ik vanuit het oplossingsgericht cognitief en systemisch perspectief. Dat betekent dat de mogelijkheden – en niet de moeilijkheden – centraal staan. Er wordt zeker de tijd genomen om te praten over wat moeilijk loopt maar al snel gaan we samen op zoek naar hoe het anders kan. Daarbij werk ik met de sterktes van de cliënt. Het kan dus lijken alsof het slagen van de therapie volledig afhangt van de cliënt, dat de psycholoog het zichzelf gemakkelijk maakt en geen actieve rol opneemt en alles aan de cliënt overlaat. Dat is niet het geval maar ik ga er wel vanuit dat er al voldoende sterktes zijn bij mijn cliënten en dat deze dus enkel gevonden – en niet gecreëerd – moeten worden.

Bij aanvang van een therapeutisch traject onderzoeken we samen het doel van de therapie, het gaat dan om het doel dat de cliënt voor ogen heeft. Als psycholoog bepaal ik niet waaraan de cliënt moet werken, komt een cliënt bijvoorbeeld met depressieve klachten dan ga ik dus niet voorstellen om te werken rond stoppen met roken. Deze focus op de wens van de cliënt maakt ook dat ik zelden of nooit te maken krijg met een “ongemotiveerde” cliënt, aangezien ik geen doelstellingen opleg maar werk aan iets waar de cliënt aan wil werken. Om terug te gaan naar het voorbeeld: de depressieve cliënt zal gemotiveerd zijn om iets aan zijn depressie te doen maar (mogelijk) niet om te stoppen met roken. Soms is de vraag van een cliënt meteen duidelijk, in sommige gevallen neemt het zoeken naar de vraag van de cliënt enkele sessies in beslag.

Wanneer we het eens zijn over het doel van de therapie, ga ik met behulp van vragen op zoek naar momenten waarop het wel goed gaat en op welke manier deze situaties verschillen van de momenten waarop het moeilijk loopt. De depressieve cliënt kan mogelijk opmerken dat hij op momenten dat het goed gaat genuanceerder denkt en hij niet – zoals hem schijnbaar automatisch overkomt op een slecht moment – alles zwart of wit ziet. Een dergelijke observatie creëert openingen om tot verandering te komen. De cliënt kan in eerste instantie leren om zich bewust te worden van dergelijke gedachten, gedragingen, … op het moment dat ze zich voordoen. Een volgende stap is dan om te proberen het gewenste gedrag meer te stellen. Zo kan tot de beoogde verandering gekomen worden, zo kan het doel van de therapie bereikt worden. Je zou dus kunnen zeggen dat er in therapie een context gecreëerd wordt waarin de cliënt zichzelf kan observeren en zijn eigen sterktes en mogelijkheden kan opmerken, op die manier worden er keuzemogelijkheden gecreëerd. Voorheen had de cliënt het gevoel te vervallen in automatische gedragingen of gedachten waarover hij geen controle had, na therapie en oefening zal hij het tijdig kunnen opmerken als dit dreigt te gebeuren en een alternatief – gewenst – gedrag kunnen kiezen.